In haar pamflet (1) De man, zijn penis en het mes stelt Kristien Hemmerechts dat hedendaagse vrouwen alle emancipatie ten spijt nog altijd belegerd worden door typisch mannelijke voorstellingen over de man-vrouw-verhouding. Het beeld van De Man dat daarbij uiteindelijk opdoemt, is dat van een even onstuitbare als kwaadaardige penetratiemachine. Vrouwen moeten dat als stuitend ervaren. Maar echt erover is voor de schrijfster pas de verheerlijking van ‘de penis als mes’ door veel van haar mannelijke collega’s. Literatuurminnende vrouwen moeten daardoor immers wel verdeeld geraken: moeten ze datgene waarvan ze in de werkelijkheid het slachtoffer zijn, nu ook nog eens in de literatuur gaan bewonderen? Een vrouw die protest aantekent tegen die macholiteratuur wordt in elk geval meteen mannenhaat aangewreven. Kristien Hemmerechts heeft hier een punt. Maar slechts één – en dit maakt ze dan ook nog eens op een mijns inziens niet zo gelukkige manier.
Voor wie een beetje kijk heeft op de man-vrouwverhouding vandaag – niet alleen vanuit eigen tafel en bed maar ook vanuit de kliniek en de literatuur – moet het meteen duidelijk zijn dat directe seksuele agressie van De Man jegens De Vrouw uiteindelijk slechts een van de vele manieren is waarop mannen en vrouwen van vlees en bloed voor zichzelf en voor elkaar verbergen dat er – met Lacans ophefmakende formule, die er vooral bij feministes allerhande nog altijd niet echt in kan – ‘geen seksuele verhouding is’.(2) Het is misschien zelfs juist in de mate dat de man er niet meer in slaagt om via een daad van seksuele agressie blijvend greep op een vrouw te krijgen, dat deze agressie zuurder dan ooit oprispt. Maar er zijn andere manieren denkbaar om de man-vrouwverhouding vorm te geven, manieren die vandaag ook meer op de voorgrond beginnen te komen, in de kliniek en de literatuur. Ik denk bijvoorbeeld aan de roman Magic Man (2007) van Oscar van den Boogaard. Zijn motto is weliswaar het penetrante ‘I push my seed in her bush for life’, maar wat in de roman zelf uiteindelijk doorschemert, is toch het fantasme van een seksuele verhouding van een man met een vrouw via een derde: een andere man, wiens fallus letterlijk de weg naar die vrouw geopend heeft. Over deze en andere postmodern te noemen manieren om iets als een seksuele verhouding te arrangeren, manieren die vandaag de dag minstens even typisch aan het worden zijn als de directe seksuele agressie van De Man jegens De Vrouw, kan ik het hier niet hebben. Ik beperk mij tot de klassiek te noemen seksuele agressie van de man, in een poging om het daarachter liggende fantasme te ontbloten.
In de voorbeelden die Kristien Hemmerechts in haar pamflet aanhaalt, valt meteen op dat de seksuele agressie van De Man tegenover De Vrouw meestal de vorm aanneemt van seksuele agressie van volwassen mannen tegenover meisjes, tegenover ‘het kind in de vrouw’. Paradigma ter zake is de Mexican girl uit Jack Kerouacs On the road, met haar tiny body van four foot ten (lijfje van 1m45) op die little legs (beentjes). Een zijdelingse verwijzing naar Nabokovs Lolita bevestigt deze eerste, pedofiel te noemen verglijding van de vrouw naar het kindvrouwtje. De incestueuze draai die deze verglijding definitief fixeert en onaanvaardbaar moet maken, komt tot uiting in een van Kristien Hemmerechts eigen gedichten, waarin volwassen mannen altijd ‘te jonge meisjes neuken’ en het vrouwelijk personage zich, met een uiterst ongemakkelijk gevoel voor inleving, uiteindelijk moet afvragen ‘of de man haar dochter zou neuken, indien ze een dochter had? En zijn eigen dochter, zou hij die willen neuken, indien hij een dochter had?’
In de pamflettistische selectie van literaire voorbeelden ondergaat de seksuele agressie van De Man tegenover De Vrouw echter een tweede, nog radicaler metamorfose. Bij nader toezien blijken de pedofielen hun kind-vrouwtjes namelijk niet echt te ontmaagden. Het is niet het maagdenvlies dat wordt gescheurd; het is de buik die in een typisch sadistische act letterlijk wordt opengescheurd. Nemen we weer even Kerouacs Mexican girl onder de loep. Haar arme buik (poor belly) vertoont het litteken (scar) van een keizersnede: ‘het teken van een eerdere vrijpartij’, aldus Kristien Hemmerechts. Uiteraard bedoelt ze ‘het teken van het resultaat van een eerdere vrijpartij’, zoals ze in de volgende zin ook meteen uitlegt. Blijft echter dat in eerste instantie heel even wordt gesuggereerd dat het buiklitteken inderdaad te interpreteren is als ‘het teken van een eerdere penetratie’. Dit wordt bevestigd doordat de ze onmiddellijk daarop het bijten in de buik van het meisje door het mannelijk hoofdpersonage (I bit her poor belly) interpreteert als ‘een bevestiging en herhaling van de eerdere aanslag’, dus van een eerdere penetratie (tenzij ook de bevalling, via keizersnede, geïnterpreteerd moet worden als een uiting van mannelijke agressie). De universele onvrede met de bestaande opening en het specifieke sadistische genot in het openscheuren of forceren van nieuwe openingen, komen nogmaals tot uiting in verband met de ‘nauwe schaamlippen’ (narrow lips), waardoor het meisje in het manuscript van On the road wel moet worden ‘opengereten’ (gashed open), ditmaal wel duidelijk bij de bevalling. Zowel Jack Kerouacs uitgever als Kristien Hemmerechts hadden het blijkbaar even kwaad met het scheuren van die te nauwe schaamlippen: in de gepubliceerde versie van On the road laat de eerste zijn auteur daarvan ‘smalle heupen’ (narrow hips) maken; de schrijfster van Brede heupen, tevens docente Engels, keert terug naar het oorspronkelijke narrow lips, maar vertaalt dit wel, verkeerdelijk lijkt mij, als ‘kleine schaamlippen’.
Het pamflet behandelt dus niet de man-vrouwverhouding as such. Het legt alleen de vinger op één typische verhulling van de onmogelijkheid van een seksuele verhouding, zijnde de seksuele agressie van De Man jegens De Vrouw. Mijn punt is nu dat in Kristien Hemmerechts’ eigenzinnige selectie van voorbeelden die deze seksuele agressie moeten boekstaven een sadistisch fantasme doorschemert, meer bepaald een ontweiingsfantasme.(3) In jagersjargon betekent ‘ontweien’ dat men van het geschoten wild de buik openhaalt en het ontdoet van zijn ingewanden of weide (Eingeweide in het Duits). Bij sadistische ‘lustmoordenaars’, stijl Jack The Ripper, is zulks daadwerkelijk een courante praktijk, maar dan wel met die bijzonderheid dat wat op bezeten wijze gezocht wordt een soort teken van de seksuele identiteit van de vrouw is.
Een ontweiingsfantasme achter de seksuele agressie van De Man tegenover De Vrouw: hoe komt het dat Kristien Hemmerechts hiervoor zo gevoelig blijkt te zijn? Hoe komt het dat juist zij dit kan blootleggen? Omdat het ook in de diepten van haar eigen oeuvre een duistere rol speelt?
Ik moet in dit verband iets bekennen. Jaren geleden deed ik onder mijn toenmalige collega’s aan de Hogeschool Gent (departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde) een informele rondvraag naar lapsussen van eigen makelij, met de bedoeling deze aan te wenden in mijn lessen, uiteraard mits toestemming van de betrokkenen, als grappig bedoelde illustratie van het probleem dat ‘communicatie’ altijd stelt. Kristien Hemmerechts, op dat moment nog een collega, deed mij een hele mooie slip of the pen cadeau. Zij herinnerde zich bij de lectuur van de drukproeven van een van haar boeken tot haar grote afgrijzen op de volgende zin gestoten te zijn: ‘Toen hij haar ontmaagde…’ Het heeft mij steeds meer moeite gekost om de opeenvolgende generaties studenten uit te leggen dat ‘ontmaagde’, met één ‘d’, níét de verleden tijd is van ‘ontmaagden’ maar wel van het neologisme ‘ontmagen’. Ik weet niet meer of Kristien Hem-merechts er toen bij vertelde om welk boek het ging en of de lapsus in de publicatie uiteindelijk gecorrigeerd is geraakt als ‘ontmaagdde’, maar een pregnanter samenvatting van het sadistische ontweiingsfantasme achter de pedofiele verkrachting in de mannelijke macholiteratuur is moeilijk uit te vinden.
Ik wil niet suggereren dat het ontweiingsfantasme dat van de schrijfster même zou zijn, maar anderzijds moeten we toch wel vaststellen dat zij het ook letterlijk binnensmokkelt in De man, zijn penis en het mes: via een in het oog springende verschuiving binnen de beeldspraak die begin en einde van dit pamflet structureel verbindt.
Om te beginnen lijkt De man, zijn penis en het mes te beantwoorden aan een soort verwerkingspoging van het onverwachte beeld waarmee een man, ‘na enige aarzeling’, ooit antwoordde op een vraag die Kristien Hemmerechts ‘ooit, bij wijze van research’, aan haar mannelijke vrienden stelde: ‘Hoe voelt het om een erectie te hebben?’ – ‘Alsof je met een mes op zak loopt…’. Aan het einde van het pamflet wordt dat, als moraliserend besluit na al die voorbeelden van seksuele agressie in de literatuur: ‘Wie wil er nu een mes in zijn broek?’ Hier schrikt de psychoanalytische detective in ons wakker. Het mes blijkt immers van plaats versprongen te zijn – van de broekzak naar de gulp. De man die aanvankelijk naar eigen zeggen rondsloop met, centraal, in zijn gulp, zijn erectie én daarnaast, in zijn zak, een mes, die man mag uiteindelijk alleen nog rondlopen met een mes in zijn broek, een mes op de plaats van zijn penis. Weg penis dus. Alsof het mes de penis verdrongen heeft.
De verleiding is groot om nu op mijn beurt ook snel even een kleine seksenquête onder mijn mannelijke vrienden te houden. Vanuit mijn klinische ervaring in de psychoanalyse meen ik nu al te kunnen voorspellen dat de overgrote meerderheid van die mannen zich in eerste instantie zal herkennen in de oorspronkelijke uitspraak van de Hemmerechts-man. Immers, een man met een erectie voelt zich juist op dat punt kwetsbaar: geen penis die de nek uitsteekt zonder dat daar meteen de schaduw van een mes op valt, geen erectieneiging zonder castratiedreiging. Kortom: het mes, waar de man het ‘na enige aarzeling’ over heeft, vormt meer een bedreiging voor diens eigen penis dan voor De Vrouw, of ‘het meisje in de vrouw’. In de neurotische castratiefantasmes van mannen blijken het overigens vaak genoeg vrouwen te zijn die met het mes zwaaien, vanuit concrete castratiedreigingen (‘pietje afsnijden’) die uit uitspraken van de moeder af te leiden vallen (uiteindelijk is het vaak de kunst om de castratiedreiging aan de vader te koppelen). Maar we zien die ‘vrouw, haar … en het mes’ ook verschijnen in het sadistische ontweiingsfantasme van de man tegenover zichzelf: denken we bijvoorbeeld aan Franz Kafka’s even wellustige als zelfvernietigende ‘Liebe ist, daß Du mir das Messer bist, mit dem ich in mir wühle’. Ook in de iconografie zijn vooral de beelden van koppen- of geslachtsdelensnellende vrouwen legio.
Moeten of kunnen we hier iets uit besluiten? De moraal is in elk geval dat algemeen geldende uitspraken over de man-vrouwverhouding onvermijdelijk aanleiding geven tot allerlei wilde interpretaties van de eigen implicatie in die uitspraken – wilde interpretatie waaraan ik mij hier inderdaad bezondig.
(Lieven Jonckheere, nY #1, 2009)
1. Noot van de redactie: de auteur was een van de gasten op het debat dat Het beschrijf en Uitgeverij Querido op 12 november 2008 in het Brusselse literatuurhuis Passa Porta organiseerden naar aanleiding van Kristien Hemmerechts’ pamflet. Andere gasten waren de schrijfster zelf, Oscar van den Boogaard en Christophe Vekeman. Zie www.beschrijf.be ↑
2. Jacques Lacan, in Encore. Le Séminaire Livre BB [1972–1973], texte établi par J.-A. Miller, Paris, Seuil, 1975, p. 17: ‘j’énonce que le discours analytique ne se soutient que de l’énoncé qu’il n’y a pas, qu’il est impossible de poser le rapport sexuel.’ ↑
3. Zie ook Lieven Jonckheere, Het seksuele fantasme voorbij. Zeven psychoanalytische gevalsstudies, Leuven/Leusen, Acco, 2003, pp. 139-155 ↑