Synopsis

Een derde Untimely Meditation door schrijver Pol Hoste

Op een dag ontvangt Brm Doorn het verzoek om aan het sterfbed van zijn vader te verschijnen. Shit. Hij neemt de trein naar zijn sterftedorp. ‘Cut!’. Geboortedorp.
     Ext. Hooimeersen. Ochtend. Het is zomer. Fuck, de trein wordt bestormd door uitgelaten kinderen en krijsende moeders vergezeld van gelukkige dames. Fade out.
     ‘Begrijp ik het goed dat het hoofdpersonage geen klinker in zijn voornaam heeft?’ Laat mij dat op een andere manier stellen. Het kan me geen barst schelen of Jane Fonda problemen had in Chicago of in Afghanistan voor ze naar de marathon kwam. (Scenariocursus door John W. Bloch, William Fadiman, Lois Peyser. 1985. C.I.A.M. Brussel. Prijs 2000,- BF. Pag. twee twee vier) Was ik maar John W. Bloch, William Fadiman of Lois Peyser.
     Omdat Brm zich heeft voorgenomen…
     ‘Toon wat hij zich voorneemt!’ Discreet wenkt hij de treinwachter naderbij. Het wordt eerste klasse. Men kan een speld horen vallen.
     ‘Vindt u een speld in die 876 pagina’s tellende cursus? Ik niet. Heeft u ooit een speld horen vallen in een filmzaal? Dank u.’ Waarna Doorn binnentreedt (trdt eigenlijk) in een wagon die er uitziet als het donkere kamertje voor de opslag van antieke onderdelen van treininterieurs in het Gentse museum voor sierkunst.
     Een schaars geklede vrouw neemt plaats tegenover Doorn. Ze zijn alleen. Weldra is er aan verblinding en voorbijschuivende glasbouw geen tekort. De vrouw begint een gesprek over begonia’s. Wel, dat is een onschatbaar procédé in exposities. (Idem, p. twee twee drie.) Doorn verneemt waarom er tijdens de oorlog geld werd verdiend met begonia’s. Hij legt haar het doel uit van zijn reis. Ze verandert hem in een hond. Het zal zijn gesprek met zijn vader vergemakkelijken.

Wanneer Doorn in Doodsdorp-Waas de trein uitwipt is het winter. Het vriest, de wegen liggen onder de sneeuw. De villa wordt bewaakt door een imposante sterfhuisdame. Ze herkent de zwarte bouvier aan zijn verwondingen en laat hem bij de voordeur wachten. ‘Zit!’ Ze gaat de stervende meedelen dat zijn hond is teruggekeerd.
     ‘Tenminste toch mijn hond!’ hoort men de vader zeggen. Dan kan je beter de ondertiteling lezen. ‘At least my dog…’ Heb je al ooit een Vlaamse boer horen zeggen: ‘Tenminste toch mijn hond’?
     Een bouvier speurt de kamer af. Onder het bed ligt het lijk van een vrouw, alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. De vader gaat rechtop zitten en slaat verwilderd om zich heen: ‘Anseele! Hier! Lig!’ Daarna sterft hij en verandert de hond in zijn zoon.
     In de keuken doet de stiefhuisdame zich te goed doet aan een ketel paling in het groen. Ze heeft een twintigtal van haar vrienden voor het rouwmaal naar de villa uitgenodigd. ‘Zo zo,’ zegt ze wanneer Doorn haar begroet. ‘Denkt u misschien dat u een mens bent geworden?’
     ‘Is mijn dode moeder ooit een mens geweest?’ vraagt Doorn.
     ‘Nooit! Jamais!’ schreeuwt de sterftedame. ‘Alleen uw vader en ik!’ Ze roert diep in de ketel en laat het zich smaken.    

                                             Einde eerste deel

Ext. Tuin. Dag. Het sneeuwt. Kinderen maken een sneeuwman. Hij heeft een piemel. Het is een wortel. Zijn neus is van houtskool. Meisjes trekken hem een bruidsjapon aan en ensceneren een trouwpartij. Naakt stormt hun moeder naar buiten en gaat een gevecht aan met haar kinderen dat ze glansrijk wint. Eentje verliest zijn netvlies. ‘Ons lievenheerken-van-de-sneeuw zal het weer laten groeien.’
     Doorn begeeft zich naar het dorpsplein. Eekhoorntjes zijn op zoek naar voedselvoorraden. In het café naast de kerk zitten enkele notabelen bij elkaar. Dewolf en Devos overleggen hoe ze Hyfte aan hun bezittingen kunnen toevoegen. Doodslag, huwelijk, erfenis? Ze kiezen voor erfenis.
     Doorn gaat zich warmen bij de open haard. Vanuit de keuken wenkt een oude vrouw hem naderbij. Ze zegt dat ze zijn grootmoeder is. Hij herkent haar niet. Ze wijst hem op een mand briketten van versnipperd papier in een hoek bij de haard. Men stookt het hier gezellig warm met romans. Ze raadt hem aan om te vluchten. Door de velden bereikt hij een dichtgeslibde rivier. Een spoorwegbrug wijst hem de weg.

In een station wacht Doorn op een trein richting Frankrijk. Alle treinen rijden naar Leuven, Basel en Innsbrück. Een man komt naast hem zitten en vraagt of hij zijn hand mag lezen. Doorn vouwt zijn witte handpalm open. Er vallen steentjes, dode insecten en papiersnippers uit. De man vertelt hem dat hij in een hond zal worden veranderd. Doorn vraagt hem of hij kan zien in welk jaar.
     De renovatie van het station heeft een aanvang genomen. Verhuizers zijn in de weer met schilderijen waarop de omringende landschappen staan afgebeeld. De wachtzaal wordt gedeeltelijk omgebouwd tot meditatieruimte. Treinreizigers kunnen er nadenken over hun bestemming. Men verwacht dat heel wat misdadigers hier tijdelijk tot inkeer zullen komen. De ondergrondse parking zal geschikt zijn voor personenwagens en daklozen.
     De man nodigt Doorn uit om de kunstwerken van naderbij te bekijken. Wanneer ze uiteindelijk de blik afwenden is het zomer. Een vrolijk gezelschap komt in een zesspan aangereden. Het zijn jeugdvrienden van de man. Ze vieren zijn verjaardag. Een vat Rochefort 8 rolt over de kasseien. De paarden steigeren.

Int. Trein. Late middag. De scenariocursus vermeldt dat geen enkele eigenaar van filmstudio’s als Paramount, Warner Brothers, RKO, FOX, Columbia en Universal enige opleiding had genoten. Zij waren heel eenvoudige mensen. Zij wisten hoegenaamd niets af van literatuur of theater. Hun Engels was nauwelijks verstaanbaar. (Idem, p. vijf zeven negen.)
     Een stoptrein brengt Doorn terug naar waar hij deze morgen is vertrokken. Hij merkt de vrouw op die hem in een hond heeft veranderd en vertelt haar hoeveel geld er tijdens de oorlog werd verdiend met azalea’s. Het kunnen ook begonia’s geweest zijn. Volgens haar werd er vooral geld verdiend met aardbeien en prostitutie. Ze legt hem uit wat overspel is. Het heeft niets te maken met een orgelpunt. Wel met haar plaats als violiste op de tweede pupiter van het Koninklijk Vlaams Orkest van België.
     Doorn wil weten waarom ze hem in een hond heeft veranderd. Ze vraagt wat hem is overkomen. Hij zegt dat zijn vader is overleden en dat hij na meer dan dertig jaar het ouderlijk huis opnieuw heeft betreden. Ze overhandigt hem een vrijkaartje voor een Kovob concert dat over enkele uren begint. Hij vraagt haar of ze gemerkt heeft dat het gesneeuwd heeft. Ze zegt dat de zomer zeer laat is dit jaar.
     Onderweg naar het toilet ontmoet Doorn vrijende koppeltjes. Een treinwachter knipt hun kaartje. Aan de riem van zijn tas hangt een iPhone. Op het screen een pornofilm.
     Wanneer Doorn teruggekeerd is naar zijn plaats, blijkt de violiste verdwenen. In het bagagerek merkt hij haar vioolkist op. Hij besluit het concert bij te wonen.
     ‘Toon dat hij dit besluit neemt!’ Hij belt met het concertgebouw. Indien ik succes had gehad als schrijver van kortverhalen, had ik waarschijnlijk nooit wat te maken gehad met scenario’s. (Idem, p. zeven drie zeven.) 

Int. Concertgebouw. Avond. In de coulissen ontmoet Doorn de violiste. Ze is met de wagen en klaagt over de verkeersdrukte en de inferieure kwaliteit van de roetfilters in de prachtige Leopold II-tunnel. De koperblazers van het Kovob heten Doorn hartelijk welkom. Hij kan maar beter genieten, vinden ze, in plaats van vragen te stellen over de Guarneri del Gesù die ze in dank hebben aangenomen.
     Een fagotspeler begeleidt hem naar een loge waar hij vriendelijk wordt begroet. Een discreet geparfumeerde heer doet hem zijn programmaboekje cadeau, fluistert grapjes in zijn oor, wijst hem giechelend op enkele jongedames en op de violiste in de orkestbak. Doorn is doodgelukkig. ‘Nietwaar?’ zegt de discreet geparfumeerde. ‘Noem het maar diep gelukkig. Het is hier altijd zo.’ Het doek gaat op en de voorstelling kan beginnen.

_