Nee, ze voelt zich niet zo goed. Het gaat haar niet al te best, de laatste tijd. Ze heeft een vriend gehad, hoorde ik. O, ja? De bank waar ze haar geld had gedeponeerd is bankroet. Of was bankroet. Tenminste toch bijna. Bedienden die gespeculeerd hadden op de beurs met het spaargeld van klanten. Ruim vijf jaar lang naar het schijnt. Ze moeten het gevoel hebben gehad dat niets hen kon deren. Heerlijk gevoel! En achteraf beschouwd, zo erg hebben ze zich niet vergist. De staat kwam vrij snel met een financieel reddingsplan over de brug. En het verdwenen geld? Verdampt. Nee, ze praat er niet graag over. Ze is veel op reis.
Drie jaar heeft het geduurd voor de bank haar klanten geleidelijk teruggaf wat ze hen had afgenomen. Kon dat niet onmiddellijk? Nee, dat kon alleen met een percentage van de winst die de bank realiseerde nadat de staat was bijgesprongen. Een financiële operatie die niet was bedoeld voor de klanten die waren beroofd, maar voor de bank die hen had beroofd. Pas drie jaar later zagen ze een deel van hun spaargeld terug. En de drie jaar interest op dat kapitaal waren ze ook nog kwijt. Een goedkope lening voor de bank.
Waarom zijn de gedupeerden geen gerechtelijke procedure begonnen? Ach nee, die waren al blij dat ze een deel van hun geld terug hadden. Liever dat, in plaats van helemaal niets. Weet je trouwens wat zo’n gerechtelijke procedure kost? Tegen een bank? Hoeveel juridische experts hebben die in dienst, denk je? En voor je het weet kan je bij de bijzondere inspectiediensten van de belastingen gaan uitleggen hoe je ooit aan al dat spaargeld bent gekomen. Die gaan gemakkelijk vier jaar terug. Begin maar. Denk je niet dat kapitaalkrachtige klanten persoonlijke overeenkomsten hadden met sommige bedienden? Ongetwijfeld. Met hun financiële adviseur. Zeer zeker. Misschien wel met de directeur zelf. Een zeer slimme meneer, de directeur. Joods ook een beetje, als ik dat mag zeggen. Waarom zou je dat niet mogen zeggen? Ik weet het niet, men moet voorzichtig zijn met die dingen. Maar een beschaafd en kunstminnend man. Klassieke muziek, schilderkunst. Er hangen een paar kleine Chagalls in zijn huis. Echte. Hoe dan ook, zijn joodse afkomst zal zeker hebben meegespeeld om hem opzij te schuiven. Dat meen je niet! Toch wel. Daar heeft de politieke klasse meteen voor gezorgd. Je denkt toch niet dat ze een moment hebben gewacht om hem te verwijderen en zich in te kopen in de bank nadat ze die financiële steunmaatregelen in het parlement hadden gestemd? Voor wat hoort wat. Een paar dagen later werd er al een nieuwe directeur aangesteld. Nog een geluk dat alle gefortuneerde klanten tegen die tijd zowat hun volledige kapitaal in diamanten hadden geïnvesteerd. Nee, niet in goud, wat dacht je? Daar had de oude directeur voor gezorgd. Die liet zijn klanten niet in de steek. Een fijnzinnig mens. Iemand met jarenlange ervaring in de financiële sector. Dat kon je van die verkozenen des volks niet zeggen. Onbehouwen schoften, als je het mij vraagt. En hun zonen? Zoals de nieuwe directeur en zijn vriendjes? Deskundigen, managers, advisors, directors? Nieuwe barbaren, zeg ik je! Wild kapitalisme!
Natuurlijk liep ze het risico dat die diamanten gestolen werden. Dus bewaarde ze die op verschillende plaatsen. Je zou wel gek moeten zijn om die in dezelfde kluis op te bergen. Op de oude directeur kon ze blijven rekenen. Ze dronken samen nog wel eens een kop koffie. Dat deden andere trouwe klanten ook. Koffie drinken met hem? Ja, samen ergens een kopje koffie gaan drinken. De verzekering was niet goedkoop, maar met haar diamanten gebeurde in ieder geval niet wat er met haar effectenportefeuille was gebeurd: dat ze op een dag niet meer bestond omdat een paar bedienden er mee aan de haal waren gegaan. Je zal wel zeggen: ‘Dat kan toch zo maar niet.’ Je hebt gelijk. Maar het is toch maar zo gebeurd. Zelf wacht ik al dertien jaar op de erfenis van mijn moeder. Dat kan ook niet. Maar het is toch maar zo. De notaris houdt het geld gewoon op zijn eigen rekening. Een derdenrekening. Wat zeg je? Een gerechtelijke procedure? Hoe lang ga ik daar mee bezig zijn, denk je? Hoeveel gaat me dat kosten? Want je hebt wel rechten, maar je krijgt ze niet, je moet ze halen. En dat kost geld. Zo simpel is dat. Het recht van de burger is een duur product. Luxe, dat is het. Wat mij betreft, ik kan me mijn rechten niet veroorloven. Ik heb daar het geld niet voor. Dat weet niemand beter dan de notaris die mijn geld op zijn rekening houdt. Dus hij zit op rozen. Zijn bankdirecteur ook. Men heeft me verteld dat ze samen in vastgoed beleggen. Zeer goed. Het zijn mijn zaken niet. Het is alleen mijn geld.
‘Je kan toch voort,’ zal je zeggen. Dat klopt, ik ben nog niet dood. Een sterk argument. Met haar is het ook zo. Zij kan ook voort. Ze woont in een huis met stalen kabels waaraan een glazen boot is bevestigd. Hij hangt in de hoogte op de zijgevel. Daar neemt ze af en toe een bad. ’s Winters ligt de boot dampend onder de sneeuw. ’s Zomers onttrekken subtropische planten haar lichaam aan de blikken van nieuwsgierige voorbijgangers. Mensen met belangstelling voor glasstructuren en subtropische klimplanten. Ongelooflijk, hoeveel er tegenwoordig in glas wordt gebouwd. Het lijkt wel alsof architecten nooit meer andere materialen zullen gebruiken. O, haar vriend? Ik denk dat het nog altijd haar vriend is. Ze zien elkaar niet meer, maar het is wel nog haar vriend. Een leuke jongen. Iemand die zich bezighoudt met het construeren van mechanische mussen.