*
de tijd als een proces is niet door toestemming uitgehouwen
–
iets dat niet verder zal gaan zolang we zwijgen (als rijke mensen),
het gebied doorsnijdend, het centrum ervan
–
een ui droogt uit in de keuken, op de grond, terwijl ik dit schrijf niet in staat
me te herinneren
–
en jij,
wilt hier plaatsnemen, binnen het proces, vader
*
wat doet zij na alles, daar?
in het donker bakt ze de benauwing
beweegt ze behendig met droge handen
droogt ze het wasgoed in de voortuin
voor ons
en wij?
we graven in de aarde met jonge handen,
boven haar huis,
een steen plaatsend
–
het gewelf van de herinnering is met zwart gevuld, beslagen
en beweegt richting de blindbezitters
*
als het lichaam
de omgeving
slechts als geluid binnen kon gaan
–
als het afgescheurde
terug,
naar binnen kon groeien
–
en dieren dan samen met voorouders
als tweeledige lichamen terug zouden keren
naar de huizen waar ze werden opgegeten
niets onder het ooglid verbergend
–
wat er kan gebeuren
om langer en overal
stand te houden in de liefde
en zonder je in te houden te zien
waarheen je liefhebt
–
daar
zijn de mededeling en de aarde
een met elkaar
*
een vriendin is een zwerm
van vele lichamen in één lichaam
hetzelfde gesprek voeren we vaker
–
de hersenen zijn gespiegeld aan het kapitaal en bonzen tegen wat hard is
terwijl ik met pillen probeer het benauwde proces
neer te slaan
waarin alles gebeurt alsof het lang geleden is gebeurd
*
in de hete lucht was een droom en de kamer bewoog zich rondom de droom,
terwijl ik in foetushouding op een vochtig bed lag
en luisterde naar hun stappen
terwijl het voorafgaande georganiseerd was als noodzakelijk
in de beweging van het weergalmende medicijn als een hiëroglief
het hoofd voorbereiden je bent hongerig ze wachten
zich verschuilend in de adem van de kamer de berg die ze met zich meenamen
in fragmenten onder de kleren de berg van geweld
het hoofd verzet zich tegen de slaap maar de hals opent zich
geeft de stromen medicijn aan je door
de gedachte magnetiseert: hij is hongerig
in de opening duwt hij zich, aan mij
ik zie
de berg van geweld
bijeengebracht door eenvoudige handen
in het midden van de kamer
en de stem daalt af naar haar het hoofd van bovenin de kamer
je zei dat je hongerig was je zei: ik wil het
de droom hij kan de tijd veranderen
hij kan ons hier bewaren
in een lege omgeving beweegt de hals zelf onder
jouw hand je wilt
je wilt het deze toestand
het rode beest dat met hen mee kwam zijn harde maag trilt en ze
bewegen door de kamer als bloedverwanten
die wachten op iemand die al is overleden maar nog niet weg kan gaan
later
zei ze tegen haar (daarheen)
de verbeelding is maar een kamer waarin je huilt
maar ik ben daar niet meer daarom
kan ik je niet bij de hand nemen