In memoriam Daniel Bensaïd (1946-2010)

‘Nous avons fait notre autocritique’

Bram Ieven schrijft een in memoriam voor Daniel Bensaïd

Vorige dinsdag (12.1.10) overleed de Franse filosoof en politiek activist Daniel Bensaïd, een van de meest geëngageerde en creatieve stemmen aan de linkerzijde van het politieke spectrum. Praktisch en theoretisch loopt zijn invloed van de oprichting van de Jeunesse Communiste Révolutionnaire in 1966 tot de oprichting van de Nouveau Parti Anticapitaliste in 2009, die veel van zijn ideeën overnam.

In 1966 brak Bensaïd met de Parti Communiste de France (PCF) en richtte hij samen met enkele medestudenten de Jeunesse Communiste Révolutionnaire op. De groep reageerde tegen de autocratische wijze waarop de PCF op ieder niveau de controle voerde over de bestemming van het communisme in Frankrijk. De concrete aanleiding was de uitsluiting van de Union des étudiants communistes door de PCF, omdat die de kandidatuur van Mitterrand voor de presidentiële verkiezingen van 1965 weigerde te steunen. Die uitsluiting vormde voor Bensaïd en anderen het begin van een poging om een democratischer en internationaal georiënteerd militant linkse beweging te ontwikkelen, waarvan mei 68 een belangrijke uitdrukking was.

De manier waarop Bensaïd trouw bleef aan de idealen van mei 68 en deze wist te gebruiken voor inzichtelijke analyses van de jaren die volgden, is uniek. Dat heeft vooral te maken met het feit dat hij van jongs af aan zijn marxistische oriëntatie in een internationaal en democratisch kader heeft geplaatst. In de Jeunesse Communiste was hij betrokken bij de internationale en antikoloniale strijd: hij hield aan de alliantie met de Vierde Internationale, militeerde tegen de oorlog in Vietnam en hielp in Zuid-Amerika met het organiseren van de arbeidersbeweging. In de 21ste eeuw vertaalden deze interesses zich in de beweging van het andersglobalisme, waarvoor Bensaïd geregeld als spreker actief was. In een recent stuk voor Rouge schreef hij:

Contre ceux qui veulent l’ensevelir, il s’agit, non de commémorer, mais de faire revivre Mai 68, ce que fut Mai 68. D’abord, la plus grande grève ouvrière qu’a connue ce pays. Et la mobilisation extraordinaire de la jeunesse étudiante. Mais aussi une belle série d’événements à travers le monde, ainsi qu’une puissante onde de choc, qui allait durablement bouleverser la société, au plus profond de ses structures sociales et de sa culture. Le faire revivre, non par souci de cultiver la nostalgie, mais pour s’inspirer des changements de cette époque, avec la volonté de les continuer. (« 40 ans, ça se fête »)

Bensaïd heeft de transformatie van de revolutionaire opstoten in 1968 (die hij aanvankelijk begreep als een prerevolutionaire fase), de alternatieve politieke experimenten uit de jaren zeventig en de lange neoliberale winter van de jaren tachtig meegemaakt. Wat zijn werk zo bijzonder maakt, is de wijze waarop hij erin slaagde om trouw te blijven aan een revolutionair elan – zonder stil te staan, zonder zich te laten achterhalen. Bensaïd ging met zijn tijd mee en slaagde erin om verzet tegen mondiale onderdrukking op ieder politiek moment als een haalbare mogelijkheid voor te stellen, en vaak ook te verwezenlijken.

Zijn denken en handelen waren gericht tegen het defaitisme dat sinds de jaren tachtig leeft aan de linkerzijde, maar ook tegen de gewelddadige uitspattingen die het gevolg waren van een bepaalde vorm van revolutionaire drang. In een sterke passage uit Le sourire du spectre. Nouvel esprit du communisme (2000) komt dit goed tot uiting. Hij beschrijft er de onthutsing en wanhoop die het resultaat zijn van het geweld van de jaren zeventig. De voormalige revolutionairen, schrijft hij, leven in nostalgie over hun strijd en verlies. En toch kan daarmee het revolutionaire potentieel niet verloren gaan. Integendeel:

Le doute qui pèse aujourd’hui sur l’idée révolutionnaire tient dans une large mesure à son identification avec une violence dont on redoute à juste titre le déchaînement. Avec ou sans révolution, la violence est inscrite dans la logique profonde de nos sociétés d’inégalité et d’injustice.

Het moment waarop een revolutionair potentieel zich ontwikkelt en vorm begint te krijgen, alvorens het omslaat in systemisch geweld dat de gevestigde orde herhaalt, was voor Bensaïd van doorslaggevend belang. Dergelijke revolutionaire momenten, hield hij vol, zijn vaak het resultaat van een universele onvrede over sociale onderdrukking die onacceptabel is. Ze kunnen de concrete aanleiding vormen voor een verzet tegen de huidige sociale orde.

Dergelijke momenten laten zich niet door wetenschappelijke analyse of vanuit een ideologisch kader voorspellen. Bensaïd reageerde van meet af aan fel tegen het revolutionaire zelfvertrouwen van het leninisme-marxisme. Het militante denken van Bensaïd staat daarentegen in het teken van de fragiliteit, onzekerheid, en contingentie. Éloge de la politique profane (2008) is een systematische exploratie van een dergelijke fragiele politiek die niet bepaald wordt door een theologisch of wetenschappelijk kader. Reagerend tegen de eschatologische ondertoon van een zeker marxisme, sprak Bensaïd over een profane politiek. De kern van zo’n politiek wordt scherp samengevat in een interview met het e-zine International Viewpoint:

Before we had a religion of History telling us: there will be a final struggle and we will necessarily win. Now we must get rid of the fetishes, of this religion of History, accept uncertainty and adopt a profane politics as strategic art.

Het engagement dat Bensaïd kenmerkte, zijn betrokkenheid bij het organiseren van een politieke beweging, kwam voort uit dit pertinente bewustzijn van de contingentie en fragiliteit van antikapitalistische experimenten. Het experiment met andere manieren van leven, zoals dat in de jaren zeventig vaak voorkwam en aanvankelijk als alternatief voor de marxistisch-leninistische voorhoedestrijd werd gezien, was al te makkelijk te recupereren voor een neoliberaal project. Dat gebeurde ook effectief in de jaren tachtig.

Maar ondanks het vermogen van het kapitalisme om alternatieve bewegingen te recupereren, zag Bensaïd ook mogelijkheden. De financiële crisis, zei hij in zijn laatste interview, toont ons hoe ook de organisatie van het kapitalisme fragiel en tegenstrijdig is. Om de alternatieven die vandaag worden gezocht een zekere stabiliteit te geven is er een partij nodig die de diverse en heterogene antikapitalistische bewegingen samenhoudt en kracht geeft. Vanuit dit inzicht legde Bensaïd de theoretische grondslagen voor de Nouveau Parti Anticapitaliste. Het doel: een socialisme voor de 21ste eeuw dat de sociale, mondiale, en ecologische uitdagingen met succes het hoofd biedt. Daarvoor is een nieuw engagement nodig dat niet langer op nostalgische wijze rouwt om de gewelddadige mislukkingen uit het verleden. Of met Bensaïds woorden uit zijn laatste interview: ‘Nous avons fait notre autocritique.’

Literatuur

Van Daniel Bensaïd:

La dernière interviewÉditions la brèche numérique, nr. 1756, 14/01/2010

It’s time to define the strategy, International Viewpoint, 2009

Éloge de la politique profane, Éd. Albin Michel, Paris, 2008

40 ans, ça se fête, in Rouge, nr 2236, 24-01-2008

Le sourire du spectre. Nouvel esprit du communisme, Éd. Michalon, Paris, 2000