Over het strategische belang van hedonisme. Essay uit freespace Nieuwzuid 4.16 (2004), p. 104-111.
Introductie à la grecque
Aristippus is een lang vergeten filosoof, die ongeveer 400 jaar voor Christus leefde. Epicurus, die zowat 100 jaar later leefde, doet nog een vage herinnering opflakkeren. Het zijn deze twee Griekse denkers die de filosofische grondslag van het hedonisme hebben gelegd. Het wat macabere uitgangspunt van Aristippus was een dichotomie tussen plezier en marteling. Volgens hem bestond de kunst erin te beseffen welke daden tot plezier leiden, en welke tot lijden. Epicurus ontwikkelde een soortgelijke redenering: het doel van de individuele mens was het nastreven van geluk en het vermijden van ongeluk. Helemaal binnen de logica van de Griekse zelfbeheersing en -ontplooiing koppelt Epicurus zijn hedonistische ideologie aan de rol van de menselijke rede in het beperken van uitspattingen.
Epicurus
Later zullen verschillende filosofen dit mensbeeld overnemen, ontdoen van de individualistische component van zelfontplooiing en in hun proto-sociologische theorieën opnemen. In de zogenaamde egoïstische variant past Hobbes’ notie van de oorlog van allen tegen allen, terwijl in de altruïstische/utilitaristische variant het maximaliseren van het geluk of welzijn van zoveel mogelijk mensen als graadmeter van een rechtvaardige samenleving (of handeling) wordt gezien.
Het oprakelen van deze geschiedenis is eigenlijk alleen maar relevant omdat de reducties waar het hedonisme mee geconfronteerd wordt, al even lang meegaan als het hedonisme zelf. Störig schrijft bijvoorbeeld in zijn geschiedenis van de filosofie:
Ook het blijde verenigingsleven dat zich in de ‘Tuin van Epicurus’ in Athene afspeelde (…) had reeds in zijn tijd, vooral bij zijn afgunstige medeburgers, de voorstelling gewekt dat Epicurus een grenzeloos jagen naar zinnelijk genot leerde. (1988, p. 187)
Störigs beschrijving is om twee redenen interessant. Ten eerste omdat ze de twee basisreducties bevat waarmee het hedonisme wordt geconfronteerd, namelijk de reductie tot het zinnelijke, waarbij alle andere invullingen van plezier worden weggedacht, en de reductie van het zinnelijke, waarbij genot (en seksualiteit) de zinnelijkheid helemaal definieert.
Ten tweede is het gebruik van het woord ‘afgunstig’ amusant, omdat Störig zichzelf (en eigenlijk heel Athene) binnen dezelfde reductie opsluit, en met een vlotte pennentrek andere verklaringsgronden uitsluit. Een even plausibele verklaring voor de negatieve reacties van Epicurus’ medeburgers is het optreden van een regulerend en disciplinerend mechanisme, dat met een voor de dominante cultuur potentieel bedreigend discours probeert om te gaan.
Hedonisme en dominante cultuur
Binnen deze disciplinerende logica is de reductie tot en van het zinnelijke uitermate instrumenteel, ook in een meer hedendaagse setting. Het herleiden van een te bestrijden discours tot een van zijn vele elementen, waarbij juist dat element wordt gekozen dat binnen de dominante cultuur uitermate problematisch ligt, is een klassieke strategie. Genot en seksualiteit behoren tot die domeinen waar de nood aan regulerende mechanismen als bijzonder groot wordt ervaren —een problematiek die voor Foucault voldoende belangrijk was om er zijn geschiedenis van de seksualiteit aan te wijden (of toch tenminste het eerste deel ervan). Binnen de context van het seksuele moet plezier volgens dit dominante denken nog steeds gekanaliseerd worden om maatschappelijke stabiliteit te garanderen. Ondanks de vaststelling dat bijvoorbeeld relatievormen meer fluïde geworden zijn, blijft de samenlevingsvorm waarin twee personen (al of niet met kinderen) samenleven, nog steeds hegemonisch. Het mogelijk maken van het ‘homohuwelijk’ heeft deze hegemonie alleen maar bevestigd en versterkt (om even een argument van Judith Butler te lenen).
Binnen de dominante cultuur blijven ook de andere aspecten van plezier problematisch. Terwijl het tot het seksuele gereduceerde zinnelijke fervent bestreden wordt, bijvoorbeeld door de introductie van het concept zonde, wordt de reductie tot het zinnelijke (en de uitsluiting van andere vormen van plezier) ‘bezwegen’. Opnieuw duikt hier als verklaringsgrond de vrees voor maatschappelijke destabilisering op, aangezien plezier gezien wordt als een bedreiging voor een van de sleutelconcepten van de Westerse moraliteit, namelijk plicht. Plezier komt hierdoor in een dubieuze gelijkstelling met egoïsme terecht, en wordt deels losgekoppeld van begrippen als geluk en welzijn.
Hedonisme, verzet en incorporatie: het Hedonism-netwerk
Het eindresultaat van beide reducties is hetzelfde: hedonisme en plezier worden binnen de dominante cultuur negatief geconnoteerd. Zoals steeds is deze hegemonie nooit totaal, en duiken er vormen van verzet tegen op. Bakhtins analyse van het carnavaleske wijst bijvoorbeeld op de mogelijkheden om binnen deze specifieke (in de tijd afgebakende) setting toch weer plezier te introduceren en op deze manier de hegemonie te betwisten.
Andere enclaves van verzet zijn meer ruimtelijk geïnspireerd. Bij de zoektocht naar voorbeelden ervan op het WWW stoot men onvermijdelijk op het Hedonism-netwerk, dat in een enorme variëteit online aanwezig is. Dit netwerk combineert toerisme, nudisme en niet-exclusieve seksualiteit (swinging). De kern van dit netwerk zijn twee resorts op Jamaica die geëxploiteerd worden door het bedrijf Super-Clubs. Op de website worden de twee resorts als volgt omschreven [2004]:
Hedonism 11, on world famous Negril Beach, and Hedonism 111 at Runaway Bay, veere created as a reward for all those tienes you’ve had to deny your basic instincts. In these lush garden of pure pleasure, the word ‘no’ is se/- dom heard. Hedonism is a sandbox for your inner child, nourishment for the mind, body, spirit and soul. Pleasure comes in mant’ forens. Choose one. Or two. Or more. And with absolutely everything included in one upfront price you never have to think about money. Not even tips. Just what to do next And when. And with whom.
Rond deze resorts is een hele waaier van websites ontstaan, die variëren van de traditionele collectie vakantiekiekjes tot volwaardige pornosites (weliswaar binnen het zogenaamde ‘amateur’-gamma). De contestatie van de dominante cultuur blijft met andere woorden niet beperkt tot de geografische setting van de twee resorts, maar wordt door wat een virtuele gemeenschap benadert, via het WWW uitgedragen. De online representaties van hedonisme en plezier die door deze virtuele gemeenschap worden voortgebracht, maken een andere lezing van hedonisme en (seksueel) plezier mogelijk. Daarbij worden traditionele schoonheidsidealen en gender-ongelijkheden vaak (maar ongetwijfeld niet altijd) overstegen, getuige de onderstaande voorbeelden:
Recordpoging – 27 toeristen in jacuzzi
Idioot op een van de vele togaparty’s
Toch ontsnapt deze ruimtelijke enclave van hedonistisch plezier niet volledig aan de hierboven beschreven reducties. Zo leggen de resorts zelf een voorkeur voor traditionele relaties op, onder meer door specifieke (beperkende) regelingen voor singles (en vooral mannelijke singles) te introduceren. Daarnaast wordt hedonisme in sterke mate binnen de seksuele sfeer gebracht. Een nuance hierbij is dat de meeste visuele representaties van seksueel plezier afgewisseld worden met beelden van stranden, zwembaden, palmbomen, vissen, hotels en de op vakantiekiekjes nooit ontbrekende toeristen, die de meer traditionele vormen van toeristisch plezier representeren. Het seksuele plezier wordt met andere woorden vaak ingebed in het toeristische plezier, hetgeen voor een deel te verklaren valt door de aanwezigheid op de achtergrond van een dreigende en veroordelende dominante cultuur, maar ook door de voorkeuren en smaken van de bezoekers in kwestie. Toch blijven heel wat amateur-webbouwers de confrontatie met de dominante cultuur aangaan, doordat ze hun naaktheid en seksuele activiteiten publiek maken.
Het zwembad – een vakantiekiekje
De inbedding in het toeristische plezier leidt echter tot nog een andere reductie, die veel problematischer is, namelijk de herintroductie van de tijdsdimensie die eigen is aan toeristische activiteiten. De perfecte tekstuele illustratie van deze tijdsgebondenheid (en van het uitzonderlijke karakter) van het plezier is terug te vinden in een van de basisslogans van de Hedonism-resorts: be wicked for a week. Hedonistisch verzet tegen een dominante cultuur is mogelijk, maar wordt tegelijk door deze dominante cultuur (binnen welbepaalde economische, geografische en ook postkoloniale verhoudingen) ingeperkt.
Het hedonisme van dit netwerk, en alle subtiele en minder subtiele vormen van verzet tegen een dominante cultuur die (seksueel) plezier naar de achtergrond dringt, blijven schatplichtig aan de kapitalistische structuur die onlosmakelijk deel uitmaakt van de dominante cultuur. Via deze omweg wordt het hedonisme opnieuw ingekapseld en wordt de maatschappelijke stabiliteit door regulerende en disciplinerende mechanismen opnieuw gegarandeerd.
Deze voorbeelden tonen ons hoe deze hedonismen de illusie van totale agency en totaal verzet tegen een hegemonische cultuur in zich dragen. Om hedonist te kunnen blijven en verzet te plegen tegen een dominante (seksuele en relationele) cultuur dienen andere sferen van het sociale – en de mogelijk hegemonische elementen die daar werkzaam zijn – kuis naar de achtergrond (en liefst voorbij de horizon van het denkbare) geschoven te worden. Onvermijdelijk worden daarbij echter de hierboven beschreven reducties van en tot het zinnelijke opnieuw bevestigd. Tegelijk worden nieuwe reducties van plezier – namelijk tot het kapitalistische en het toeristische plezier – aan de articulatie van hedonisme toegevoegd.
Tegelijk verduidelijken deze voorbeelden ook hoe problematisch het concept van totaal verzet tegen een dominante cultuur is. Verzet is steeds gelokaliseerd, partieel en gesegmenteerd. Het kan zich slechts op deelgebieden van een cultuur richten, nooit op een gehele cultuur en de achterliggende structuur die deze cultuur schraagt. Net zoals hegemonie kan verzet nooit totaal zijn, want daar schuilt het on-sociale en het on-subject. In het totale verzet heerst alleen wat wij waanzin noemen.
Deze redenering heeft natuurlijk ook zijn gevolgen voor het hedonisme, aangezien ze impliceert dat hedonisme niet zonder zijn reducties kan bestaan. De meligheid van het genieten-met-mate is dan alleen te vermijden door het statuut van plezier te veranderen, van een statische verzetsdaad tegen een rigide en monolithische dominante cultuur, naar een dynamisch, zich steeds verplaatsend, ongrijpbaar genieten dat steeds weer andere aspecten van een dominante cultuur onderuithaalt en wegglipt vóór het gevat en geïncorporeerd kan worden. Het maakt van hedonisme een strategisch instrument, dat ingezet kan worden tegen aspecten van een dominante cultuur, maar alleen kan dienen (om Gramsci’s militaristische termen nog eens te misbruiken) in een bewegingsoorlog, en niet in een stellingenoorlog.
[NB: De websites met de oorspronkelijke afbeeldingen die in het artikel werden geciteerd zijn inmiddels offline gehaald.]