nY #11 is verschenen

Zopas verschenen, op papier en digitaal:

cover

De kwestie van dit elfde nummer draait zonder omhaal om de inzet van het project van nY: het doordenken van de activistische mogelijkheden van kunst. Nu kunstenaars zich weer volop geconfronteerd zien met hun plaats in de maatschappij omdat het volk (willens nillens?) via zijn vertegenwoordiging een nadere verantwoording verlangt, is het eens te meer noodzakelijk de vraag te stellen: hoe zit het met de wederkerigheid? Wanneer worden ook het volk en zijn volksvertegenwoordigers ter verantwoording geroepen? Noopt het moment waarop de kunst wordt onderzocht op haar rentabiliteit niet tot het doorlichten van de democratie?

Ja! Driewerf ja! Maar: hoe doe je dat? Dat is de vraag die Joost de Bloois, Femke Kaulingfreks en Ernst Van den Hemel zich stellen aan de hand van het werk van de Nederlandse beeldend kunstenaar Jonas Staal. Zij vrezen dat de subversieve affirmatie die Staal voorstaat toch vooral bij affirmatie blijft. Staal zelf stelt in zijn repliek dan weer dat een activistische houding niet beperkt mag blijven tot theorie. Een kritische kunstenaar moet zijn handen vuilmaken, ook al betekent dat dat hij in wezen deel gaat uitmaken van het onze o zo vrije samenleving structurerende ‘democratisme’. In het p.s. bij dit woord en weerwoord verklaart s.v. de strijd vooralsnog onbeslist – maar al te pertinent.

Bij wijze van expositie leidt Robin Vanbesien, beeldend kunstenaar, beeldredacteur en naar blijkt bezitter van een fineliner, ons eerst langs een galerij kunstenaars die zich actief hebben gemengd in wat ook wel de stem des volks heet. In zijn hoedanigheid als muziektheoreticus vindt Samuel Vriezen vervolgens het vermogen van experimentele composities om alternatieve gemeenschappen te stichten. Hij verlaat zich daarbij op het denken van Badiou, maar wijst allerminst kritiekloos op de begrenzingen van de manier waarop de filosoof de muziek daarin onderbrengt. Erwin Jans grijpt een recente essaybundel over kunst en activisme aan om enkele theorieën over democratie in tijden van globalisering te ordenen. Het debat is gaande en vindt plaats.

Een derde luik binnen De kwestie herneemt de erfenis van Bertolt Brecht. Dichteres Ann Cotten, overtalig geïntroduceerd in #3, zag zich afgelopen zomer genoodzaakt haar puberale identificatie met Brechts eerste titelheld te heroverwegen. Het leverde een stampederende improvisatie op die de poëzieliefhebbende bezoeker van het Poetry International Festival 2011 de Rotterdamse schouwburg uitkegelde. Marc Kregting, de programmeur van deze happening, vertaalde de vlammende tekst, voorafgegaan door Baäls zang in vertaling van Catharina Blaauwendraad en afgerond met een gedicht van Cotten in vertaling van Erik De Smedt. ‘Produceer je stront, zegt Baäl, weet: / Beter dat, dan dat je noppes deed.’ Ook dat is activisme.

Dat de wederzijdse bemoeizucht van kunst en politiek de perken van een Kwestie te buiten gaat, blijkt minstens uit de rubriek Untagged. Iannis Goerlandt en Tineke Lecluyse vertaalden een scherp essay uit het Duitse tijdschrift EDIT, waarmee nY al eerder vriendschapsverzoeken uitwisselde. Guillaume Paoli analyseert de politieke loopbaan van de onlangs verjaagde maar nog voorvluchtige despoot Moe’ammar al-Khaddafi als een even langgerekte als nefaste variétéshow waar het westen vooral de humor van wilde blijven zien.

In De omzet nemen Els Moors en Iannis Goerlandt werk van Hans Thill onder handen. In een eerste reeks van telkens twaalf uit een bezwerende en verdichtende cyclus, die herinneringen oproept aan de Gertrud Kolmars beeldgedichten uit #7, transformeert de Duitse dichter een dorps verleden – ‘tussen regels van rapen, kool en bezems’.

De zift opent met de reeks Filosofen op het Witte Doek, waarin ditmaal Kathleen Coessens de verfilming van de vader van de discoursanalyse ontleedt. Dat zij daarbij de filmische verbeelding van Foucaults soevereine glimlach mist, toont dat zelfs de meest politieke denkers niet zijn te reduceren tot hun intellectuele arbeid. Twee soepele beschouwingen over drie schrijfsters die met gemak hiërarchieën doorbreken, trekken resoluut de kaart van de literatuur. Ham maakt komaf met de doctrine van ‘ontregeling’ door zich aan te laten grijpen door het transdisciplinaire werk van Rozalie Hirs; de nog onvoldoende onderkende relatie tussen het werk van Charlotte Mutsaers en F. ten Harmsen van der Beek voorzien Rutten & Dera van het nodige intermenselijke vlees.

De hiërarchieloosheid tussen dier en mens die beide auteurs op eigenwijze wijze attaqueren, vindt weerklank in Adam Avikainens Beelden bij dit nummer: daarin lokken onder meer masculiene tepelhofjes bijtgrage dode vissen. Maar ook in de bijdrage van De gast wemelt het van de beestachtigheden – van hamsterwangen en tapijtwordingen naar belhamels en melklammeren blijkt slechts een kattensprong. Middels een nieuwe incisie in zijn eigen oeuvre laat Smink zien dat de Romeinen ernaast zaten: de mens is de mens een mens.

(Dienstmededelingen zijn er ook. Het cc opent zijn rangen voor Michaël Boyden, die eertijds bij freespace Nieuwzuid de klokken hielp luiden en ook bij nY al menig streep verdiende, onder meer met een klepperende lezing van Franzens Freedom in #8.

En voorts roert ook hier ten huize de digitalisering steeds luider de trom. Van nY kunt u vanaf heden ook genieten op het leesplatform eLinea, en elk nummer verschijnt tevens als handzaam e-tijdschrift. Wie nu nog moppert, is een -kont.)

Bekijk de inhoudsopgave van nY #11.