Het literaire middenveld, laat ’t bloeien. nY steekt alvast twee handen toe bij het bemesten van de veldbrede literatuurkritiek. Vertegenwoordigers van DW B, nY, Parmentier en het voormalige Raster lanceerden onlangs het platform voor literaire kritiek De Reactor. Achter de schermen is het nY-web in aanbouw, voor de schermen toont nY-print zich meer dan een hortus conclusus van Nederlandstalige kritiek en literatuur. We perforeren de grasmat, en omdat de wereld groot is, implanteren we het Groot-Nederlands 😉 met meer dan alleen Angelsaksische stuff. Nu modernistische monumenten als Finnegans Wake en Het barre land indrukwekkend zijn verdietst, begint ook een andere traditie door te stromen. Ooit was Raster daar de locus voor, maar het feit dat dit jaar DW B Ashbery bracht en Parmentier Language-poëzie, laat zien dat ook de nazaten van de grillige Pound eindelijk wat grondiger wortel beginnen te schieten in het Nederlands. Beter laat dan late – al is het nog wachten op een blitze Gesamtübersetzung van alle Canto’s (wie biedt).
Met de allerlaatste manke tuinmetafoor van het jaar, wiedt deze maaimachine een naburig veldje verder. Omdat de VS haast dichterbij lijken dan alles direct voorbij de taalgrenzen ten oosten en ten zuiden, brengt De omzet dit keer werk van de Franstalige Belgische Gwenaëlle Stubbe. In een selectie uit haar nieuwste bizarre tekststroken woedt een ‘stukje oorlog’ en omsingelen ‘vijf makkers’ ene Sidonie. Stubbe gaat vergezeld van de jonge Amerikaanse Berlijnse Ann Cotten, die haar gedicht ‘Solidus’ in het Duits schreef en zelf omzette in haar Heimsprache, het Engels. Het ritmevoorschrift van de eveneens uit Amerika geëmigreerde Pound (‘as regarding rhythm, to compose in the sequence of the musical phrase, not in sequence of a metronome’) wordt door Cotten omgekeerd: haar Duitse komma’s – Eng. solidus ofte forward slash – kennen het tempo en metrum van een metro. De vertalers van beide teksten hebben dit ritme weten te handhaven en completeren drietalig. Door ook de originele teksten te plaatsen geeft De omzet in kort bestek zicht op het anders literair vertalen. En hier kunt u Cotten haar Duitse Solidus horen voorlezen.
De wrijving tussen Heimat en displacedness kenmerkt ook het in de Lage Landen nog steeds relatief onbekende werk van Reinhard Jirgl. In zijn recente magnumroman Die Stille schudt hij de fotodoos van een twintigste-eeuwse familie leeg op een lapje grond in de Niederlausitz. Jirgls tekstfoto’s laten de steeds wisselende en ingrijpende invloed zien van de elkaar in snel tempo opvolgende regimes op de Duitse grond en zijn bevolking, ook ná het dezer dagen alom gefêteerde wegvallen van De Muur. Voor Arne De Winde was Jirgls jongste project het uitgangpunt om in De kwestie een fragmentarisch album samen te stellen. Het geheel is voorzien van nieuwe tekeningen van Tinus Vermeersch.
Het ritmische en visuele proza van Jirgl krijgt een tegenhanger in dat van J.Z. Herrenberg, wiens fragment ‘Majesteit!’ deel uitmaakt van een Grote Nederlandse Roman in wording. Het werk van deze voormalige writer in residence van yang begint ook elders voet aan de grond te krijgen, maar in nY publiceert hij een van zijn meest gewaagde en polyfone fragmenten. Het laat zien hoeveel rek er nog zit in de ‘verschrijfkunst’, in Jirgls definitie ‘de verrijking van de alfanumerieke mogelijkheden voor een literaire tekst met het oog op een verhoogde precisie in het vertellen en beschrijven.’
Dat de blijvende aantrekkingskracht – ook voor Jirgl – van Walter Benjamins proza samenhangt met zijn beeldrijke schriftuur, laat essayist Daniël Rovers zien in Untagged. Hij zoekt te verhelderen hoe het kan dat de ‘verhouding tussen algemene, overbruggende zinnen en krachtige, pregnant geformuleerde zinnen’, die in een gewone tekst ‘ongeveer 1:30’ bedraagt, bij Benjamin op 1:2 staat. Blieft u daar een bakkie bij? Marc Kregting levert zijn laatste stuk, ditmaal een thriller over de infiltratie van de Starbucksideologie in de meest Hollandse onder de koffieconcerns – D.E. Neerlands moeizame omgang met de arabica komt nog scherper naar voren uit de notities die Frans-Willem Korsten maakte naar aanleiding van het alarmerende congé van zijn Rotterdamse ex-collega Tariq Ramadan.
Over de taalproblematiek én -creativiteit onder de Vlaams-Marokkaanse schoolgaande jeugd, en hoe de politiek die zich daartoe probeert te verhouden, essayeert sociolinguïst Jürgen Jaspers in De zift. Het literaire uitgangspunt daarvoor is De leraar van Bart Koubaa, de jongste uit de opkomende generatie lerarenromans. En ondertussen schrijft ook de meester uit Amerika verder. Luc Herman, die al in 1992 voor yang een dossier over Thomas Pynchon samenstelde, twijfelt of de oude rot niet te veel blijft hangen in zijn debuutdecade, de sixties. De soundtrack daarbij komt ter sprake in de review van Joris Janssens, die het nieuwste boek van Bart Meuleman aanvat om na denken over een steekhoudende kritiek van de popmuziek.
Dat landsgrenzen veeleer vloeibaar zijn – ‘Marokkaans meets resort’ – ervaart u tot slot in de verknipte reisfolders die aan de basis lijken te liggen van het nieuwe gedicht van De gast, opnieuw aangevuld met een ‘Gevonden tekst’. Elisabeth Tonnard pendelt tussen Nederland en NY, maar waar precies dat ‘Land waar welkom’ ligt?
Nu de Muur vier lustra omligt en de Volksrepubliek China haar zestigjarige overeindstaan viert, neemt Marc Reugebrink, na zes jaar effectieve dienst in yang en een koene passage over de zwaardbrug van de fusie naar nY, ridderlijk ontslag van zijn taak als redactiesecretaris. Hij blijft adviseur en wordt opgevolgd door Iannis Goerlandt, die in freespace Nieuwzuid een in memoriam voor Kurt Vonnegut schreef en in de laatste yang David Foster Wallace vertaalde. Voor nY #3 boog hij zich over Jirgl. Een veeltalig saluut!