Afterhours / Rainald Goetz: techno en tekst

Essay van Sandra Prechtl over Rainald Goetz, techno, literatuur en politiek in de late jaren 90. Oorspronkelijk verschenen in de reeks ‘Dans en politiek’ in freespace Nieuwzuid, jg. 1, nr. 3 (1999), 42-48.

 

De dj en de verslaggever van het nachtleven zijn samen onderweg, en de wereld daarbuiten is een esthetische verschijning in mild licht – de afgematte waarneming van het dagen- en nachtenlange feesten. Onderweg in Oost-Duitsland. Waar een kolossale uitgebrande staatsruïne vandaag zomaar in het landschap staat, zwart, verlaten, aan de rivier. Het was in Dresden, in het laatste licht, bij valavond. We reden over een brug. Westbam wees naar zo’n duister, van binnenuit verkoold, reusachtig roetzwart Kafka-bouwwerk. Het ministerie voor liefde, zei hij …

Politiek en geschiedenis van de jaren 90 vinden in de teksten van Rainald Goetz ’s nachts plaats of tijdens de vermoeide dag erop. In 1997 schreef de auteur Goetz zijn lofzang op de Loveparade. Net op de puinhoop van de staatsruïne is techno in Duitsland pop geworden. En pop is geen oppervlaktefenomeen maar in het beste geval iets waar men in tijden van zwakte en moedeloosheid steeds weer bij uitkomt, schreef Goetz al in 1986. En hij zag dat techno goed was en hij begon alles op te schrijven …

A. Frank

Tijdens een of andere lange partynacht eind jaren 8o ontdekt de haatauteur Rainald Goetz techno, niet enkel de muziek, maar de rave, het eindeloze feesten, dagen en nachten lang. De steden organiseren zich rond nieuwe vaste sterren Afterhours, dat zijn de plaatsen die de nacht in de dag voortzetten. Ze verzamelen de overlevenden van de nacht, en zoals uit de oorlog teruggekeerde soldaten kunnen ze hun wedervaren enkel onder elkaar verstaanbaar maken. Op het voetpad van de Münchense Leopoldstraße zitten ze in kleine groepen voor de club op de grond, in het gezichtsveld van de burgerlijke voetganger, dichtbij de aarde, op ooghoogte met honden en kinderen. Zoeken een voorzichtige overgang in het denken dat de dag van hen vraagt. Verlengen de verstandelijke uitzonderingstoestand – afterhour-gedachten zijn wakkere gedachten over het leven, juist omdat het brein nog een beetje voor zich uit dommelt, niet voortdurend alles nauwgezet controleert. Instemmingsstemming. Een Nietzscheaanse jaknikker worden, op het Nietzscheaanse middaguur, die goede tijd, wanneer zon en hitte de hersenen week maken en het verstand van zijn scherpte ontdoen. Afterhours – voor alles het wonder van een andere communicatie. Een oerscène zoals Rousseau die beschrijft – of Walter Benjamins verhandeling over de naam: de mensen zitten doodmoe samen en kennen de dingen eigen namen toe.

A. Frank

Afterhour in een hotelkamer in Tokyo. Gordijnen dicht, de wereld niettemin aanwezig, in de kamer, in het hoofd, in de buik, aangenaam. Rainald-notitieboek-Goetz ligt op bed, staat van totale uitputting, uitgeschakeld. Wat een gelukkige luxe niet naar buiten te hoeven om de stad te verkennen, geen krant lezen, geen boeken controleren, er gewoon liggen, omhuld door het heden.

Alle kanalen op automatische ontvangst. Dat is de gebruikelijke dag- en nachtpraktijk van Goetz, een andere trance-toestand: welhaast manisch alle beschikbare informatie, woorden, beelden gelijktijdig opslaan. Een auteur viert ook de verlossing van een bepaalde intellectuele praktijk, het eindeloze dialectische heen en weer wentelen, het twijfelende stukdenken en stukhakken van alle wereldfenomenen die men over zich heen krijgt. De innerlijke tekst tot zwijgen brengen, die eindeloos uitdraaiende denkmachine, manische schrijfmachine, heilige dialec­tiek, stelling en telkens een aanvullende tegenstelling, de gedachten zitten elkaar na. Nu het genot gewoonweg eens neer te schrijven wat voor ogen komt. En het genot een evangelie te schrijven, een blijde boodschap. In de middaghitte van de clubnachten, de wereld buiten verborgen door de goedmoedig-genadige duister­nis, de grote, heilige, eeuwige nacht van het Nu – Halleluja. De schaamteloze ver­heffing van de ervaring hoort erbij, het gaat immers om het bericht van een mys­tieke ervaring, een oude romantische droom – verlossing van het ik – Hij voelde zich gedacht door het boemboem van de beats.

 

Naast Goetz op het hotelbed in Tokyo liggen ceremoniemeester Sven Väth en ande­re vrienden van de nacht, samen zijn ze van bij aanvang aan het feesten. Als kro­niekschrijver van het nachtleven moet Goetz dicht bij de mensen zijn die het relaas van de nacht voortbrengen – in de dampkring van hun aura en uitgerust met tape en notitieboek, zodat ze zelf over hun geheimen, dat wil zeggen over hun ambacht kunnen vertellen. Met Sven ontwaakt uit de trance-slaap, naar beneden de hotelhal in en spreken. Ook dat hoort bij de rave, het voortdurende praten over het fuiven, waarom en hoe de muziek de afgelopen nacht naar de extase heeft geleid. Rainald Goetz als evangelist van de techno-cultuur, die ons de kennis bijbrengt en de blijde boodschap – met behulp van een talige truc. In vrije indirecte rede bericht hij van­uit het standpunt van de meester: Hij zag zich met speciale missie; van ver weg gekomen, uit de diepten van afgelegen sprookjes, mythen en verhalen; in dienst van de telkens komende, nog onbekende nacht. Zijn opdracht luidde: muziek en dans, extase, trip, roes … Naast de tekst zijn ook beelden belangrijk, die geen ande­re functie hebben dan te bekrachtigen: Kijk, daar staat de meester en om hem heen de verlichte jongeren. Dàt is te zien op de foto’s bij de teksten. En naast het weten over de orde van de extase is er ook de sprakeloosheid ten aanzien van het wonder. Het is steeds hetzelfde verhaal in eindeloze variaties, een mythe die niet langer verteld wordt maar nog slechts aanleiding geeft tot trefwoorden. Maar toch weten al diegenen die het meegemaakt hebben waarover het gaat. Van buitenaf beschouwd een beperkte minimale communicatie met identieke halfzinnen. Van binnenuit beleefd een soort verhaal over het pinksterwonder, in een nieuwe overlevering: iedereen stamelt verward door elkaar, maar eenieder maakt er zijn eigen zin uit op: de taal is niets dan een knikken, een geestdriftige instemming, louter lichamelijk gebaar. Inderdaad zo is het. Waanzin … zonder woorden.

A. Frank

Op een foto in het begin van Mix, Cuts & Scratchen ziet men Rainald Goetz met DJ Westbam in de gloeiende Californische middagzon aan het zwembad zitten. Dinsdag, 20.6.1995, tijd 17.24, Hotel Phoenix. Heel belangrijk voor dit schrijven – de exacte context van het gesprek, het licht, de hitte, de styling, de mate van nuchterheid of van het gesteld zijn. De kunst van de tekstschrijver Goetz bestaat er vooreerst in een geluidsspoor op te nemen dat het auratische van het gesprek doet overkomen. En zo ook de aura van de spreker – hoe iemand leeft en denkt, het geheel van een mens, zijn individuele spirituele gestalte, de muziek die iemand is. Als basis voor de remix van de gesprekken met Westbam gebruikt Goetz een tape, die zelf een live-mix van cuts en scratchen is, vanuit een directe mededelingsdrift ingesproken, met alle stopzettingen, herhalingen en vervormingen die dat met zich meebrengt. En de kroniekschrijver moet dan het getapete zolang arrangeren tot de sound klopt, het vertellen juist klinkt. Het schrijven moet als het mixen een echt situationele kunst zijn. De dj als voorbeeld, die op de kleinste atmosferische verandering in de ruimte ogenblikkelijk reageert. Op de beweging van de lichamen, op de drugs die in omloop zijn en bepaalde gevoelsspectra stimuleren. Echte dj-kunst is de latente spanningen in de ruimte omzetten in muziek. In het beste geval is technomuziek tragisch: de stem van het leven van de mensen in deze wereld.

A. Frank

In alle teksten van Goetz brengt het fenomeen techno ook steeds taalutopieën met zich mee. Men zou de taal van haar intentie tot communicatie moeten kun­nen bevrijden. Zodat de schriftuur nog slechts zo’n autistisch, rein, door de tijd zelf gedicteerd gekrabbel zou zijn, adem. Aan gene zijde van de dood. Maar bij de ingang van de dood moet ze dan wachten om tekst te worden. Jammer is dat. Dat is de melancholie van het schrijven waarvan in Rave en de andere teksten telkens weer sprake is. De stilzwijgende goedkeuring en het verwarde gestamel leveren nog geen tekst op. Daarvoor moet de absolute tegenwoordigheid van het feesten tot het verleden behoren. Maar het nachtleven brengt nieuwe verhaalfiguren voort die enigszins aan de utopie beantwoorden: de ravers als verslaggevers van de nacht die geen lineaire story afleveren, maar scènes, beelden, uitspraken, intensi­teiten die samen de spanningsboog van een nacht reconstrueren – een moderne versie van de legende. Verslaan laat de dood zich niet, wel verschalken. Omdat men een soortgelijke staat denkt die tegelijk de staat herstelt van het feesten en van de afterhours: het lichaam aan zichzelf overgelaten, de geest erdoor in vrijheid gesteld. Tot zover de melancholie om het doodgaan van de taal in de tekst. Volgt een passage die beschrijft hoe een van de protagonisten in bad zit en de poëtica van Goetz formuleert: het hete water dat hem omgeeft, en het hoofd helemaal hol, de wattige leegte …, naamloze dingen, momenten, en tussendoor enkele beelden, flarden en scènes, zinnen, uitspraken, ogenblikken.

Met de mountainbike over de Warschauer Brücke, van het westen naar het oos­ten van Berlijn, het verkeer van de Stralauer Allee raast aan de muurresten voor­bij, die staan er nog als museumstukken, voorbij het louche Eastside Hotel, aan het tankstation rechts een oprit, verlaten barakken en industriecomplexen, een pijl bij een keldertrap wijst naar beneden, op de wand het opschrift Nontox. Zondag­middag, de zon was pas boven de Spree ondergegaan, binnen een klok die voor altijd op kwart na vijf is blijven stilstaan. Dag noch nacht maar ergens tussenin, vanuit de nevel flitst stroboscopisch licht en weerklinken harde beats. Kids uit het oosten, sinds vrijdagnacht onderweg. Een oord dat Goetz zou loven, een oord voor het bezopen balderende gepeupel, geen trefpunt voor academici, waar individu­alisten in tweedehandse kledij verveeld en vakkundig naar muziek luisteren.

A. Frank

Zich gedurig profileren, hier ik, daar het voorwerp van kritiek, duidelijke fron­ten, no risk no fun, deze ingeburgerde gewoonte van intellectuelen faalt volledig zodra het nieuwe aan de orde is, de uitdaging aan het denken, spreken, schrijven, waar Goetz techno toe rekent en wat hij stileert. De mimetische beweging van zijn teksten verzet zich tegen die gewoonte: ze kennen de bedwelmde blik van een pas verliefde die de ander onophoudelijk moet aangapen. Wanneer Goetz in zijn pamflet over de Loveparade, Hard Times, Big Fun, eer bewijst aan de vierende massa, dan richt hij zich ook tot die linkse kritiek – zijn vroegere kompanen uit de jaren 8o – die het fenomeen techno willen demystifiëren en in de ban slaan om het onder controle te krijgen. De tekst is een gerichte slag in hun richting, het is ook stilistisch een anti-tekst tegen de fijnzinnig argumenterende stijl van de zogenoemde Politfraktion. Goetz slaat politiek incorrect op tafel, roept de eeuwig slecht gezinde oude politiek honend toe: Veel plezier, daar beneden, in de stront.

Het debat met een deel van de linkse kritiek maakt deel uit van de geschiedenis van de jaren 90 en is afgedrukt aan het einde van Celebration. 90s. Nacht. Pop. De uitgebrande staatsruïne DDR heeft ook een reusachtig politiek braakland achtergelaten. En het was en is ook de bedoeling zogenoemd nieuw rechts geen ruimte te gunnen. Das Kapital des Glücks und seine Foktik luidt de tweede titel van het Loveparade-artikel. Goetz wil met zijn argumentatieve punkdaad weer het gesprek aanknopen met extreem-links, die grote heimat van weldenkenden waar Goetz zich mee verbonden voelt. Goetz wil dat de linkse kritiek haar verbaal geweld terugwint, hij hoopt dat zijn provocerende toon aanstekelijk zal werken, dat ze zal ophouden haar argumentatie naar alle kanten toe af te schermen en zich te verschuilen in een talige bunker waar nog slechts zelfbevestiging mogelijk is.

Record Art volgens Westbam: spanningen tussen andersoortige maar overeenkomstige stukken opbouwen en dan opheffen. Wanneer Goetz zijn polemiek lanceert tegen bepaalde linkse kringen, die de affirmatie van de tekst abrupt afbreken, dan geeft hij daarmee evengoed te kennen dat die gedachten en posities hem helemaal niet zo vreemd zijn, hij denkt ze er altijd al impliciet bij. En wijst tegelijk op hun overwinning: Geen rock-geschreeuw meer, geen rap-teaching: het pure parlement van stemmen en collectief geluk, monotonie en losse woorden, flarden, resten. Niet-coherentie, niet-tekst. Dank u. Enerzijds. Anderzijds, aldus Goetz, moet elke tekst, elke rede ook zelfagressie kennen, zelfvernietigend zijn: Rave: boze verhalen van vriendschap en liefde als verraad van de liefde, afrekeningen, argumenten, seks, kapotte scene. Waar moet dat heen? Ergens sleept op elk uur van de dag een door zo’n excessief weekend vernietigde zich bekaf voort op de volkomen normale dagelijkse mensenstraten. Heimelijk kijkt hij uit naar een krant om te weten welke dag het vandaag is. En hij leest de woorden ‘Kom dan vallende ster!’ Klinkt toch goed.

 

Alle teksten, met uitzondering van Westbam. Mix, Cuts & Scratches, zijn verschenen bij Suhrkamp Verlag, Frankfurt am Main.

Citaten uit: Kontrolliert. Roman, 1988; Westbam. Mix, Cuts & Scratches mit Rainald Goetz. Merve Verlag Berlin, 1997; Rave. Erzählung, 1998; Celebration. 90s. Nacht. Pop. Aufsätze, 1999.

Gesprekken met Rainald Goetz in spex. Magazin für Popkultur, pagina 94 e.v. & Der Spiegel, nr. 5011999, pagina 250 e.v.

Afbeeldingen van Asa Franck.

Vertaling uit het Duits: Kurt Vanhoutte (met dank aan Myriam Van Imschoot)